NOVEMBER, Slachtmaand
De bronsttijd van de wilde zwijnen begint soms al in november. De zeugen die het hoogst in de rangorde staan geven aan wanneer de paartijd begint. Twee weken voor de paartijd beginnen de zeugen met hun kop tegen bepaalde bomen te schuren en zetten zo speeksel en andere geurstoffen af. Deze geurstoffen worden uit de oogklieren afgegeven.
De mannetjes (keilers) herkennen deze bronstsignalen en maken ook markeringen aan de bomen met schuimig speeksel. Hoe hoger het schuim aan de boom zit hoe groter de keiler is. Dit is een belangrijk signaal aan de concurrentie. Als de zeug bronstig wordt bijt ze stukjes schors en hout uit de bomen (maalbomen). Als de bronsttijd op zijn hoogtepunt raakt vechten de keilers regelmatig en heftig met elkaar. Met hun slagtanden kunnen ze elkaar verwonden. Maar omdat ze in de flanken onder hun dikke vacht een beschermend pantser van bindweefsel hebben, worden die wonden meestal niet diep.
De sterkste en meest ervaren keilers winnen deze gevechten en zij kunnen daardoor aan de voortplanting deelnemen.
De bronsttijd van de damherten duurt nog voort tot ver in november. (een beschijving hiervan vind je bij de maand oktober)
Herten, zwijnen en reeën wisselen deze maand van vacht. De wintervacht is nu noodzakelijk om vooral de koude nachten te doorstaan.
De dichtheid van de winterdos is groter dan de zomervacht en de haren zijn langer en donkerder van kleur. Ook de pelsdieren krijgen een wintervacht, bijvoorbeeld de hermelijn die nu zijn witte winterjas aantrekt.
Het is moeilijk om grofwild te zien.
Edelherten gedragen zich erg rustig. In de namiddag en avond laten zij zich wel eens zien.
Reeën zijn in deze tijd van het jaar nauwelijks te spotten. Soms zie je er een het pad oversteken om daarna spoorloos te verdwijnen.
Wilde zwijnen laten zich nu ook zelden zien. De nachten zijn lang en als er veel mast is (eikels en beukenoten) is er voedsel voldoende.
Dat ze 's nachts actief zijn kun je zien aan de wroetsporen langs de wegen.
Na de eerste nachten met vrieskou zijn de meeste paddestoelen niet meer om aan te zien. Er rest alleen nog een hoopje snotterige blubber. Grote kans dat er volgend jaar op precies dezelfde plek weer paddestoelen staan. Het micelium, een stelsel van door elkaar groeiende draden, blijft soms jaren aanwezig. Uit die draden groeien dan elk jaar weer nieuwe paddestoelen.
Je kunt nu ook vogels zien die uit het noorden zijn gekomen. Kramsvogels en koperwieken zijn echte besseneters. Ze zijn in deze periode veel op besdragende bomen en struiken te vinden.
Sijsjes, vinken en kepen zijn in groepsverband op zoek naar voedsel.
In november kun je ook genieten van de rijp. De bomen en struiken zijn er dan wit van.
Rijp ontstaat als de temperatuur beneden het vriespunt daalt. Op de takken van struiken en bomen, op de lage grassen en de grond, overal bevriest de waterdamp op en kleurt alles wit. Een prachtig gezicht!